Lang en wit. Lang en wit, de enige woorden die Sareth leek te kennen in deze gigantische gang. Het waren de enige woorden waarmee je de gang leek te kunnen omschrijven. Er waren geen tegels om je een besef te geven van hoe ver je al had gelopen. Er waren geen lampen, alles leek ongelofelijk schoon. Dat van de lampen, zat Sareth aardig dwars. Het was nog altijd mogelijk voor haar om te zien waar ze liep, dus waar kwam dat verdomde licht dan verdaan? Ergens vermoedde ze dat er lampen achter de witte 'behuizing' van de gang zaten, maar zeker wist ze het ook niet. Ook het feit dat de vloer, de muren en het plafond van precies hetzelfde materiaal gemaakt waren, stoorde haar. Negen van de tien keer had ze het gevoel dat ze op het plafond liep, in plaats van op de vloer. Ook vond ze het ongelofelijk vervelend dat het geluid van de hakken aan haar voeten, enorm versterkt werd. Het leek wel alsof het geluid overal was, alsof het duizenden malen harder werd.
God, hoe was ze in vredesnaam in deze gang terecht gekomen? Sterker, hoe kwam ze er weer uit? Het idee dat ze hier al uren wandelde, wilde maar niet weggaan. Het gevoel werd juist steeds sterker. Waarom was ze in vredesnaam die gigantische, witte deur ingelopen? Wat had haar in hemelsnaam bezield toen ze had gedacht dat daar wel eens iets interessants achter had kunnen zitten? Waarom had ze zich niet direct omgedraaid toen ze die gigantische, witte gang voor zich had gezien? Waarom?
Net op het moment dat Sareth bang was dat ze volledig gek zou worden, zag ze in haar ooghoek iets voorbijschieten. In een reflex gilde Sareth en op dat moment wist ze zeker dat ze gek begon te worden. In deze witte, steriele ruimte kon er moeilijk iets kleins voorbijschieten. Het was onmogelijk dat hier een klein wezen met een staart voorbij zou rennen. Het was onmogelijk dat hier múizen zaten, toch? Toch?